Detectivewerk in de Nieuwstraat

(Door Ronald den Broeder)
Het was ook te mooi om waar te zijn. Een stukje middeleeuws Vlissingen ontdekt in de vorm van de begijnhofkapel in de Nieuwstraat. Dit was het beeld dat vorige jaar opkwam aan de hand van enkele fragmenten van twee bogen en een stukje zuil van natuursteen, aldus een eerder bericht in deze website.
Nu de werkzaamheden in het pand Nieuwstraat 100 weer in gang zijn gezet, is er ook beweging gekomen in het vraagstuk wat dit pand te verbergen heeft. De hele muur waarin bouwfragmenten zaten is bloot gelegd, waardoor voor het eerst de constructie in zijn volle omvang kon worden bekeken en bestudeerd.
De afgelopen weken heeft de werkgroep Monumenten van de gemeente, geassisteerd door de archeoloog van de Walcherse Archeologische Dienst en zijn medewerker, alles ingemeten en gefotografeerd. Niet alleen de natuurstenen bogen en zuilen, maar ook het aansluitende metselwerk, een stukje fundering en het muurwerk van de aansluitende binnen- en zijmuren konden nu goed bekeken worden.
Boogconstructie als bouwpakket
Langzaam ontstond het beeld dat het bouwwerk niet uit een tijd rond 1400 dateert maar dat dit een eeuw later moet zijn, oftewel de overgangsperiode van gotiek naar renaissance. Dit bleek bijvoorbeeld uit de profileringen (bewerking van het gesteente) die te klassiek waren om middeleeuws te zijn. Dit leverde meteen een andere interpretatie op en tegelijkertijd werd het raadsel alleen maar groter!
Duidelijk is dat het om twee bogen gaat die ooit in een muur waren geplaatst en een doorgang vormden tussen twee ruimtes. Maar wat waren dat voor ruimtes? Een trapportaal, een loggia? Het aansluitende metselwerk op het natuursteen klopte ook niet helemaal met de tijd van de boogconstructie. Het was eerder zestiende-eeuws… Toen begonnen we te denken dat de hele boogconstructie met zuilen en al hergebruikt was en als ‘ bouwpakket’ van ergens anders afkomstig kon zijn!
Dit is een verschijnsel dat in de bouwhistorie regelmatig voorkomt en waar je altijd op bedacht moet zijn. Hout en natuursteen zijn geen inheemse materialen in de Nederlanden en moesten altijd van elders aangevoerd worden. Nog bruikbaar sloopmateriaal werd dan ook vaak hergebruikt om kosten te besparen.
Maar een hele boogconstructie met bijbehorende zuil, halfzuilen en basementen herplaatsen lijkt onwaarschijnlijk. Dan zou het dus moeten gaan om een restant van iets wat er al stond en is opgenomen in een nieuwere muur.
Het muurwerk vlak boven de natuurstenen bogen en tussen de bogen was geen natuursteen, zoals we verwachtten, maar wat rommelig metselwerk. Dit pleit dus voor het idee dat de boogconstructie er al stond, waaromheen men is gaan opvullen en aanhelen.
Een creatieve Italiaan?
Merkwaardig was ook de hoogte waarop het basement (voet van een zuil) begon, circa 75 cm boven het huidige vloerniveau. Waarom begint een doorgang op dat niveau? Het middeleeuwse straatniveau van de Nieuwstraat ligt iets onder het maaiveld, dus het vloerniveau van een honderden jaren oud gebouw zou toch lager moeten liggen dan zover bóven het huidige maaiveld. Ook leek het erop dat de middenzuil niet correspondeerde met de zijkanten, zelfs er later onder gezet was. Deze zuil verjongde (versmalde) zich naar boven toe, wat eerder klassiek renaissance is dan gotisch.
De bogen waren later, in de late zestiende eeuw dichtgezet, opgevuld met metselwerk en in een van de bogen was een groot houten kruiskozijn gezet. De ruimte achter de boogconstructie was toen kennelijk buitenruimte geworden, een binnenplaats. Was het oorspronkelijk een loggia, een soort balkon? Mogelijk zou dit te maken kunnen hebben met het pand op de hoek, de Lombard. Dit is een soort wisselkantoor en kredietbank (in oorsprong vaak Italiaanse handelshuizen en geldwisselkantoren uit Lombardije) die al in de zeventiende eeuw functioneerde en mogelijk eerder. Zou er een Italiaans handelshuis zijn geweest dat iets uit het klassieke vaderland heeft meegenomen voor een gebouw op het achterterrein?
Detectivewerk gaat door
Het blijft op dit moment zoeken. Bouwhistorie heeft iets van detectivewerk: blijven doorzoeken naar de waarheid. Kijken of er in de omliggende huizen en (tuin)muren aanwijzingen te vinden zijn. Oude kaarten bekijken, proberen archiefbronnen te vinden. De meetresultaten kunnen nu op (oude) kadastrale kaarten worden geprojecteerd. Wellicht dat oude perceelgrenzen en verkavelingen weer een aanwijzing kunnen opleveren over de plaats en omvang van het oorspronkelijke gebouw.
De, wederom zeer voorlopige, conclusie is dat fundering en boogconstructie wel met elkaar corresponderen. Er was dus een laat vijftiende- , begin zestiende-eeuwse muur, waarin de gevonden bogen opgenomen waren. Het baksteenformaat van de fundering klopt met de tijd van de constructie. Die is blijven staan en het omliggende metselwerk is later veranderd, dichtgezet en opgevuld, zeker in twee bouwfasen: zestiende en zeventiende eeuw. Veel later, nog in de negentiende eeuw, werd in de Lombardstraat een huis gezet dat nu nog met de achterkant aan deze muur grenst. Het was in elk geval een doorgang tussen twee ruimtes, mogelijk iets van een portaal.
De bedoeling bij de verbouwing is dat later ook de tegenoverliggende muur wordt bekeken en dat een sleuf zal worden gegraven voor leidingen. Hoewel het de vraag is of we de puzzel ooit compleet zullen krijgen, kan elk gevonden stukje ons dichter bij de waarschijnlijke waarheid brengen.
Naschrift van de redactie:
Complimenten aan Ronald den Broeder en de monumentenwerkgroep. Ze zitten dicht bij de waarheid zo lijkt het. Ook wij waren benieuwd en we raadpleegden het uitstekende boek ‘Geschiedkundige plaatsbepaling van Vlissingen’, geschreven in 1873 door H.P. Winkelman, indertijd burgemeester van Vlissingen. Het lijkt er op dat Winkelman als ooggetuige het raadsel van de lommerd 150 jaar geleden al heeft opgelost…
Op pagina 211:
Onder de inrichtingen van algemeen nut, moeten wij ook nog vermelden de bank van leening. Het bestaan van de bank van leening te Vlissingen is al van zeer oude dagtekening. Het huis in de Nieuwstraat, waar thans de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes gehouden wordt is, volgens de eigendomsbewijzen “van ouds genaamd d e l o m b a r d.” Achter dat huis bevindt zich een groot pakhuis, thans eigendom van den Heer Winkelman, apotheker, uitkomende in het straatje, waardoor men van den Nieuwendijk in de Nieuwstraat komt. In diezelfde eigendomsbewijzen wordt gezegd, dat het pakhuis ten oosten belendt aan het L o m b a r d s t r a a t je. In den gevel van dat pakhuis vindt men nog deuren van zeer oud maaksel, en daarboven het jaartal 1590. Aan de eene zijde staan nog twee steenen pilaren (thans in den muur ingemetseld) met een toog tot verbinding derzelve, terwijl de balken in het gebouw, blijken dragen dat er binnenwaarts eene afscheiding bestaan heeft, die een voorportaal vormde. En de naam van het huis, e n de naam van het straatje, e n de overblijfselen in den gevel van het pakhuis, geven aanleiding tot het vermoeden. dat daar in 1590 d e l o m b a r d geweest is.
Winkelman gaat uitgebreid verder over de Vlissingse bank van lening:
‘Dat er te dien tijde eene bank van leening geweest is, blijk uit een privilege van Prins Maurits van den 17 December 1594, waar men vindt: “Op het request van Mattheus del Corne, Coopman Piemontoys (red: ‘Piemointe ligt in Italië en een lommerd/lombard, is een Italiaanse bank van lening), tegenswoordig bij onsen Consente van den 10den Julii ophoudende de tafel van leening binnen Vlissingen… etc. etc. wat er op neer kwam dat er met ingang van 1 mei 1595 een nieuw privilege voor twintig jaar werd afgegeven.